Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

vrijdag 2 oktober 2009

En hij zwaaide als een gek met z'n hoofd

Theater is één van de vele culturele belevingen waar ik wel genoeg over weet te vertellen om een uur of twee vol te lullen op een zondagmiddag, en tevens ook iets waar ik me voortdurend over voorneem vaker te gaan, omdat het levende, tastbare aspect ervan nog het best te vergelijken valt met naar een optreden gaan van een goeie band. Aan de andere kant ben ik geen expert, maar ik ben nog liever dood dan dat ik me ervan laat weerhouden geen mening te hebben. Ik heb al goed theater gezien, matig theater en vooral ook veel slecht theater. Goed bedoelende amateurgezelschappen met gepensioneerde hobby-acteurs daar gelaten, vind ik dan ook dat ik de plicht heb kritisch te zijn, en het niet automatisch goed te vinden als ik al eens moet lachen om een spitsvondige trouvaille of een doorleefde monoloog.

Ik ben niet één van die mensen die staat te roepen dat theater terug volkser moet worden (om dan vervolgens toch nooit te gaan kijken), maar wat ik gisteren zag, was een parade aan alle slechte clichés over postmodern toneel voor een intellectueel publiek. Het stuk heette “Blasted” en werd opgevoerd in de Tinnen Pot in Gent. Kort samengevat speelt het zich af in een hotelkamer in Leeds, waarbij de eerste twee bedrijven draaien om een uitgerangeerde, hatelijke riooljournalist die krampachtig terug probeert aan te knopen met een oude – maar tegelijk heel jonge – minnares die niet zo sterk in haar schoenen staat. In de twee laatste bedrijven houden soldaten de stad bezet, en is het de journalist die in het defensief gedwongen wordt tegenover een getraumatiseerd, zo mogelijk nog beestachtiger figuur dan dat hij zelf is. Positieve aspecten – minimaal decor, goed overzicht, begeleiding op de harp (en tevens de eerste harpiste die ik ooit zag er niet uitzag alsof ze zichzelf kon overgieten met kerosine in religieuze extase), de symboolwaarde van rozen, en best sterke cast. Negatieve aspecten – nou ja, heel wat.

Het eerste wat me opviel, en wat in mijn ogen onmiddellijk een waarmerk is van slecht theater, is dat er heel wat in schuimbekkende paroxysmes af geroepen werd. Ik begrijp dat acteurs hun emotionele spankracht graag breed uitmeten, maar iemand die zich geloofwaardig boos maakt over geloofwaardige zaken, zal toch een pak meer empathie oproepen. Ten tweede was er ook het moment waarop uitgebeeld wordt dat de soldaten Leeds vernielen. Zeker tien minuten lang zat de zaal lethargisch toe te kijken hoe drie uitzinnig krijsende acteurs stoelen, borden, schilderijen en tafels aan stukken sloegen op en naast het podium, zonder dat dat ook maar iets toevoegde aan het geheel. Dat het therapeutisch en artistiek bevrijdend was om meubels uit de Kringloopwinkel kapot te slaan, kan ik begrijpen, maar dat lijkt me meer iets voor een workshop bij een ex-buitenwipper die nu anger management coach is, dan dat dat interessant theater oplevert. En dan was er ook nog dat bloot. Ik denk niet dat iemand me een zinnig antwoord kon geven op de vraag waarom ik zo vaak de onthaarde balzak moest zien van de hoofdacteur, en later ook een inkijk kreeg in de innerlijke mens van de hoofdactrice. Dat het stuk seksueel geladen is, wil ik best in mee gaan, maar de meerwaarde van een op en neer dansende fluit, zie ik niet in. Aangezien het stuk toch al vooral dreef op de kracht van suggesties, gaf zulk een exhibitionisme eerder de indruk doelbewust enkele huismoeders te willen choqueren, dan dat ik er uitzinnig van werd om zoveel provocatief iconoclasme.

Er waren nog enkele zaken die het een ervaring in mineur maakten. Hoewel de personages zich op voorhand uitgebreid introduceerden (de vierde muur werd weer gesloopt alsof het 1930 was), was het vaak erg onduidelijk wat het verhaal was, omdat de barokke bewegingen van de personages soms hun woorden overstemden, of omdat er lawaai was op de scène. Bovendien leek het laatste bedrijf, dat een bijzonder bitter einde toont voor de journalist, nu eens niet schokkend genoeg. Volgens het originele script eet de journalist een dode baby op nadat hij door een soldaat verkracht en blind gemaakt is, maar de suggestie van dat kannibalisme is erg flauwtjes, en de manier waarop hij vervolgens zichzelf begraaft in een gat in de grond was ronduit knullig. Dat balanceren op de slappe koord tussen humor en ernst kenmerkte trouwens het hele stuk. Het is aartsmoeilijk tragedie en komedie goed te verenigen, en ook in dit mengvat wilde het niet echt lukken. De humor was te geforceerd, en door het bizarre gedrag van de personages was er weinig ruimte voor inlevingsvermogen dat had kunnen zorgen voor een intens meevoelen met de traumatische gebeurtenissen die uitgebeeld werden. Jammer voor de acteurs, die er erg intens in op gingen en duidelijk getalenteerd waren, en ook erg spijtig dat het dit soort producties zijn die bijdragen tot het wereldvreemde, overroepen imago van theater.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten