Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

maandag 1 juni 2009

Killing my darlings

Eén van de interessante mogelijkheden die het leven als mens biedt, is dat men steeds opnieuw zichzelf kan uitvinden en heruitvinden. Daarbij worden we tegengewerkt door artefacten uit het verleden – vakantiefoto’s waar men duidelijk sokken in sandalen draagt, oude vrienden op Facebook die helemaal geen vrienden zijn, of je ouders die het onironisch aangenaam vinden je te herinneren aan bepaalde fases in je leven waarvan je hoopte dat iedereen die vergeten was.

Gisteren ben ik mijn bureaukasten te lijf gegaan met een onuitputtelijke sorteer- en opruimdrang. Naast oude rekeningen, tekeningen en een verstofte map met allerlei komische, zielige en serieuze briefjes die ik uitwisselde in het middelbaar, vond ik daar ook een pak prints van mijn eerste teksten. Die waren geprint op matrixpapier, en geschreven in een MS-DOS versie van het teloorgegane WordPerfect, de toenmalige standaardtekstverwerker. Dat geeft alvast een idee van hoe jong ik was toen ik al ernstige ambities koesterde om verhalen te gaan schrijven. Waar ik tot voor enkele jaren steeds twijfelde of ik die artefacten zou houden en de nostalgie het won van het verlangen om de teksten in kwestie te verbranden, woog nu voor het eerst de drang door om ze definitief weg te gooien.

Er zaten enkele bewerkingen tussen van sprookjes – mijn tienjarige zelf vond het zonder meer hilarisch om Roodkapje een discotheekbezoekende marina te maken die een zesde dan had in karate, of Hans en Grietje te herbedenken in de vorm van respectievelijk een absolute sul en een manwijf dat niet zou misstaan bij de paracommando’s. Er was ook een egodocument bij dat in zeer spaarzaam, nukkig proza beschreef hoe ik mijn eerste schooldagen ervaren had, waar ik bovendien mijzelf een andere naam had gegeven die nog onnozeler is dan mijn echte naam. Het pronkstuk echter was mijn onafgewerkte eerste boek, waarmee ik als negenjarige van plan was om de sterren van de hemel mee te schrijven. Op zijn best was het een schaamteloze imitatie van Transformers enerzijds, en Jurassic Park anderzijds. Want wat kan er nu in godsnaam voor een knul van negen cooler zijn dan de combinatie van gigantische robots, ruimteschepen en dinosaurussen?

Noem het beroepsmisvorming, maar nu kon ik alleen maar zien hoe hopeloos die teksten waren. De vage angst bekroop mij dat iemand die ooit zou te lezen krijgen, en zou brullen van het lachen bij de zich opstapelende ongeloofwaardige en ronduit onmogelijke plotwendingen, professor Barabas-achtige uitvindingen en de exotische namen die duidelijk waren bedacht door enkele dicht bij elkaar staande toetsen op het toetsenbord aaneen te rijgen. Het leek geschreven door iemand anders, maar toch stond mijn naam eronder (vol trots!). Maar ik kon me hier niet mee associëren. Niet alleen omdat ik last kreeg van een overdreven eergevoel als schrijver, maar ook omdat ik misschien dat kind in mij wilde beschermen. Want als mensen zouden lachen met de astronoom Gerard die in de kelder van zijn observatorium toevallig een ruimteschip heeft liggen vol gedeactiveerde robots, dan zouden ze niet zozeer lachen met de schrijver daarvan in zijn huidige vorm – het zou mijn innerlijke kind zijn dat in elkaar zou krimpen omdat zijn ideëen belachelijk gemaakt worden, en al zijn uren werk die gekropen waren in de bijbehorende tekeningen.

Dus daarom besloot ik dat het tijd werd om mezelf weer uit te vinden. Die teksten heb ik nooit geschreven, en niemand zal ze ooit meer kunnen lezen. Ergens is er een ventje in korte broek dat aan de keukentafel nauwkeurige tekeningen maakt van mechanische dinosaurussen, schrijft hoe die monsters het opnemen tegen een coalitie van Franse astronomen en goedaardige robots, en denkt dat dit de bestseller zal worden waar de wereld op zit te wachten. En hij zit ergens goed verborgen, waar niemand hem kan raken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten