Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

maandag 6 april 2009

Cultuur van de razernij

Sinds het internet volop zijn intrede heeft gedaan in de huiskamers van de geïndustrialiseerde landen, kan elke brave huismoeder kettingemails versturen met walgelijk melige PowerPoint-presentaties, elke rebellerende zoon schokkende foto’s van door treinen aangereden of van dichtbij met een jachtgeweer afgemaakte mensen opzoeken, elke dochter een sociale netwerkpagina aanmaken met bijbehorende fuchsiafonts, bewegende dolfijntjes en afwisselend in hoofd- en kleine letters getypte, verkeerd gespelde updates over haar oninteressante leven, en kan elke degelijke huisvader ’s nachts hardcore anale porno opzoeken waarin gigantisch geschapen negers vrouwen van veertig, die door middel van twee staartjes tienermeisjes moeten spelen, met duidelijk genoegen vakkundig sodomiseren. Het internet: hier een forum voor mensen die recepten uitwisselen, daar een verzamelplaats voor anonieme pedofielen, nu eens een bron van zowel nieuws als vermaak, dan weer een kerker waarin mentaal gestoorden elkaar aanvuren in hun eigen waanideeën. Waar men in de vroege jaren ’90, die ene bebrilde nerd met carreauhemdjes en witte sportsokken niet te na gesproken, het internet nog zag als een curiosum of een plek bij uitstek voor sociaal gehandicapten die anders niet aan een lief konden raken, is het nu langzamerhand een min of meer accurate weerspiegeling geworden van de maatschappij. Of niet?

Wel, nee. Ik was er al vroeg bij als internetgebruiker, toen er van de digitale snelweg nog geen sprake was, en men zich moest behelpen met telefoonlijnen. Omdat dit medium al lang een vooraanstaande plaats inneemt in hoe ik communiceer, informatie opzoek of zelfs aankopen doe, ben ik jammer genoeg in een bevoorrechte positie om te kunnen zeggen hoe het internet geëvolueerd is. Dat zeg ik niet zonder schaamte, want ergens blijven verstokte internauten wel het brandmerk met zich meedragen van fantasten die zich nogal snel laten gaan in een wereld die niet echt is. Maar geen mens onder de veertig kan tegenwoordig ontkennen hoe belangrijk het geworden is. Verkoopcijfers van kranten en tijdschriften zakken zienderogen ten voordele van gratis nieuwssites en ditto blogs. De muziekindustrie lijdt al jaren onder illegale downloads, en ook de pornosector, baken van de beschaving, heeft af te rekenen met een toevloed aan snel geproduceerde, veelvuldig verspreide porno. Het was ook mede dankzij een slim uitgekiende internetcampagne dat Barack Obama kon verkozen worden, en dichter bij huis werd de Waalse politicus Michel Daerden gekatapulteerd tot nationale beroemdheid door zijn veelbekeken dronken interview na de verkiezingen van 2007. Het mag duidelijk zijn dat het wereldwijde web zich oneindig ver uitstrekt, en dat het onmogelijk is het in zijn totaliteit te overschouwen of te bespreken.

Een observatie die er de laatste jaren echter uit springt, is hoe mensen achter de warme veiligheid van een computerscherm hun beleefde maskers laten vallen. Sommigen doen dat louter om te provoceren, maar de overgrote meerderheid heeft gewoon geen zin om de pretentie van wellevendheid hoog te houden. Wereldverbeteraars en idealisten klagen wel eens over verzuring in de Dorpsstraat, maar een blik op het gemiddelde politieke forum of politiek getinte onderdelen van onlinegemeenschappen, tonen duidelijk aan dat de verzuring zich niet beperkt tot enkele misnoegde middenstanders of bejaarden die schrik hebben van Marokkanen.

Er is een fenomeen op gang gekomen dat wel eens rage addiction genoemd wordt. Mensen die eindeloze commentaren en meningen spuien waaruit blijkt hoe verontwaardigd en gefrustreerd ze niet zijn over al dan niet correct ingeschatte wantoestanden in de maatschappij. En het zijn altijd dezelfden die kop van Jut zijn: de politici, de allochtonen, de rijken en de geitenwollensokken. Forums worden een eindeloze echokamer waarin de een z’n woede de lont van een ander aansteekt, en de vlammen voortdurend gevoed worden door een gevoel van collectieve onmacht. Het gevoel dat ze altijd de kleine man moeten hebben. Het idee dat de eerlijke, hardwerkende Vlaming steeds maar weer op z’n kop wordt gezeten door allerlei instanties. Hoewel deze permanent in een toestand van razernij verkerende, antipolitieke blaasbalgen nog zeker niet de proportie hebben aangenomen van wat men ziet in de Verenigde Staten, waar gefrustreerde extreemrechtse Republikeinen een volledig media-apparaat controleren, is hier een zeer vergelijkbare evolutie aan de gang. En dat vind ik verontrustend.

Wat ik niet verontrustend vind, is de woede en het ongenoegen. Die is zelfs constructief, omdat het een signaal geeft dat een groeiende groep mensen zich uitgesloten en onbegrepen voelt, en kan aanzetten tot actie om dit goed te maken. Wat me veel meer verontrust, is dat het internet een mogelijkheid geboden heeft om allerlei meningen, hoe ongestoeld, infantiel of haatdragend die ook is, rond te strooien zonder ervoor ter verantwoording voor geroepen te worden. Een tegenargument wordt onmiddellijk opgevat als een belediging, of als neerbuigend. Men heeft steeds opnieuw de mond vol over de vrije meningsuiting, maar geen hond die een lans breekt voor een beter debat. Het lijkt de meerkoppige, anonieme hydra van frustratie te ontgaan dat als men zich eenmaal begeeft in de publieke ruimte met een mening, dat daar ook reacties op zullen komen. Alleen geeft het internet enerzijds de mogelijkheid zich letterlijk af te sluiten voor tegenargumenten, door slechts mensen op te zoeken die het al op voorhand eens zijn met de geponeerde stelling, en anderzijds wordt net door dat wij-tegen-hen-gevoel voortdurend het beeld gecultiveerd van de compleet verkeerde, totaal te minachten en te bespuwen ander. Men kan elkaar voor rotte vis uitschelden zonder enige serieuze repercussie, en onder ons gezegd heeft de cyberpolitie ook betere dingen te doen dan een racistisch heethoofd te doen zwijgen.

Anders dan onschuldige websites over binnenhuisarchtectuur of tuning, vind ik deze luide, boosaardige vlek van constante woede verontrustend. Er zitten psychologische processen achter die uiteindelijk ook hun weerslag hebben op het leven buiten het internet. Hoewel ik niet vrees dat de collectieve misnoegden zich zullen organiseren tot volksmilities of in grote getale het publieke leven gaan ontwrichten, denk ik wel dat het slechts een kwestie van tijd is tot iemand iets zal doen, gevoed en gesterkt door de op het einde puur emotieve, collectieve razernij. Men merkt bij de instantmoordenaars van de laatste jaren in het Westen vooral op dat het gaat om sociaal geïsoleerde mannen, die volledig doordrongen waren van een wereldbeeld dat los stond van het wereldbeeld van de meeste andere mensen. De harde, beledigende en agressieve taal van de verzuurde internauten past volmaakt in dat plaatje. Meer nog – het sterkt psychisch gestoorden nog meer in hun overtuigingen dat er nog zulke mensen zijn als hen, en dat hun acties bijgevolg ook aanvaardbaar zijn.

Als er binnenkort een plotse moordenaar opduikt, en men zal er achter komen dat die persoon zich haast uitsluitend bewoog in internetkringen waar men grossiert in sloganeske, reactionaire en antipolitieke taal, dan zal ik naast de dader zelf niet games met de vinger wijzen, niet de gewelddadige films, niet één of andere vreemde ideologie en ook niet de maatschappij als geheel. Ik zal wijzen naar de internetkolonies waarin huismoeders zonder bronnenonderzoek stellig beweren dat de moslims het hier door demografisch overwicht binnen dertig jaar voor het zeggen zullen hebben en de sharia zullen invoeren. Ik zal zonen beschuldigen die dwepen met autoritair militarisme en foltering grappig vinden, zonder dat ze kunnen uitleggen wat de Holocaust was. Ik zal dochters met de vinger wijzen die zich wentelen in banaal zelfbeklag en materialisme, en tegelijk niet beseffen dat ze het merendeel van hun problemen zelf kunnen oplossen. En ik zal de schuld leggen bij brave vaders die zonder meer dan slechts anekdotisch bewijs zeker zijn dat alle politici zonder uitzondering corrupte bloedzuigers zijn die geen moer geven om de maatschappelijke problemen. Ik hoop dat die dag niet moet komen. Ik hoop dat ik verkeerd ben.